Meer gelijkwaardigheid in onze samenleving: dat iedereen erbij hoort en niemand buitengesloten wordt. Dat is het doel van inclusieve communicatie. En dat is goed om te beseffen: het kiezen van de juiste woorden, beelden, hashtags en emoji is geen doel op zichzelf, maar een middel om te werken aan een gelijkwaardige maatschappij. Om inclusieve communicatie écht goed toe te passen, gaat het erom dat je de juiste mindset hebt. Een mindset die wij samenvatten in onze 5 vertrekpunten voor inclusief communiceren.
Schrijf zoveel mogelijk over mensen zoals zij dat zelf willen
Inspirerend is wat de Code Diversiteit en Inclusie van de cultuursector hierover schrijft:
“Zelfbenoemde identiteiten zoals huidskleur, gender, religie, afkomst, seksuele voorkeur en beperking staan niet ter discussie.” Met andere woorden: we schrijven over mensen zoals zij dit willen, zoals zij zichzelf zien. Dat is ons vertrekpunt.
Twijfel je bij een artikel of bericht over de juiste woorden? Als het gaat over één persoon, dan is het makkelijk: vraag het aan de persoon over wie je schrijft. Gaat het over een groep mensen, dan kun je het best zo neutraal mogelijk schrijven. Ook loont het om websites, forums en blogs te lezen. Eventueel kun je daar een eigen topic openen, om zo in gesprek te raken. Hoe willen die mensen aangesproken worden?
Zet de mens zoveel mogelijk voorop
Ten tweede gebruik je zoveel mogelijk person-first language. Weet jij wat dit is? Dit is de taal waarbij je de mens vooropzet. Een mens waar bepaalde eigenschappen bij kunnen horen. Zo benadruk je dat we allemaal mensen zijn en meer dan één eigenschap, meer dan een labeltje dat we vaak krijgen opgeplakt.
Om inclusief te communiceren gebruik je bijvoorbeeld:
Niet
Autisten
Gehandicapten
Daklozen
Migranten
Dementerenden
Maar:
Mensen met autisme/iemand die autisme heeft
Een persoon met een aandoening
Mensen die geen dak boven het hoofd hebben
Iemand met een migratieachtergrond
Mensen met dementie
N.B. sommige mensen gebruiken zelf identity-first-language, waarbij ze wel een eigenschap vereenzelvigen met hun eigen identiteit. Bijvoorbeeld: ‘ik ben autist’, ‘ik ben gehandicapt’ etc. Toch kan het gevoelig liggen als de buitenwereld dat doet.
Voorkom dat je mensen neerzet als uitzondering
Dit doe je om te voorkomen dat je mensen neerzet als een uitzondering, als ‘de ander’. Een proces dat je in taaluitingen vaak wel ziet gebeuren, zoals in de media. Een proces dat je ook wel ‘othering’ kunt noemen. Othering is expliciet als we praten over ‘mensen met een andere huidskleur’ of ‘met een andere seksuele oriëntatie’. Ook gebeurt het impliciet door een culturele achtergrond, handicap of geaardheid te benoemen waar het helemaal niet relevant is.
Tip: Voor inclusief communiceren is het belangrijk alleen een eigenschap van iemand te benoemen waar het ter zake doet. Meestal doet het er niet toe. Om te achterhalen of het wél relevant is, kun je bedenken of het ook nodig is om “normatieve” woorden te gebruiken, zoals ‘hetero’, ‘witte’, en ‘Nederlandse’.
Maak korte metten met stereotyperingen
Discriminatie van mensen met een aandoening zit diep, diep in onze taal verankerd. Daar wil jij natuurlijk korte metten mee maken. Om die reden kun je het best woorden vermijden die stereotypen bevestigen. Denk aan bewoordingen als ‘gekluisterd aan zijn rolstoel’ en ‘afhankelijk van een doventolk’. Mensen met een aandoening zijn niet alleen afhankelijk, maar da’s wel hoe de buitenwereld ze ziet.
Door gebruik te maken van inclusieve taal, kun je stereotypen doorbreken en woorden waarin iedereen zich herkent de norm maken. Zo vergroot je het gevoel van gelijkwaardigheid, middels taal én beeld. Bijvoorbeeld door bij onderwerpen niet steeds gebruik te maken van stereotype beelden: ook mannen staan soms achter het aanrecht.
In het verlengde van punt 4 is het besef dat je minder inclusief schrijft als je iedereen in een groep over één kam scheert. ‘Altijd’ en ‘nooit’ zijn daarmee belangrijke signaalwoorden. Ook zonder signaalwoord zijn generalisaties snel gemaakt. Dus denk goed of zulke stellige bewoordingen nodig zijn.
Maak webteksten zo toegankelijk mogelijk
Dit betekent dat je zo eenvoudig mogelijk schrijft. Dit wordt in jargon ook wel b1 genoemd. Het is het taalniveau dat de meeste mensen in Nederland begrijpen. Door op dit niveau te schrijven sluit je zo min mogelijk mensen buiten. Ook zorg je ervoor dat ook mensen met een schermlezer je website of socialmediapost kunnen begrijpen. Zo zorg je voor alt-teksten bij afbeeldingen en ondertiteling in video.
Onze Margaret schreef eerder een supersterke blog over schrijven in b1. Lees haar tips en raak geïnspireerd.
Ik schreef een aantal jaar geleden een mooie tekst over hoe je jouw toegankelijkheid naar een hoger niveau kunt tillen.