Inclusief schrijven over kleur en achtergrond, hoe doe je dat? In deze blog vertelt onze Sharina daarover vanuit haar eigen ervaring.
In mijn studententijd, aan het eind van de jaren nul van deze eeuw, werd ik regelmatig een Bounty genoemd. Zo´n candybar met kokosvulling, bruin aan de buitenkant maar wit vanbinnen. Het was goed bedoeld, liefkozend zelfs, zo van “je ziet er anders uit, maar je bent eigenlijk toch hetzelfde als wij”. Toen kreeg ik daar al gemengde gevoelens bij, alhoewel ik het ongemakkelijke gevoel niet kon duiden, en het daarom diep wegstopte. Want enerzijds is het natuurlijk fijn om ergens bij te horen, en hetzelfde te zijn. Het maakte me zelfs trots om deze “goedkeuring” te krijgen.
In het licht van de huidige tijdsgeest kan ik het ongemakkelijke gevoel wel duiden; ik voelde me ook minder door dit goedbedoelde maar valse compliment. Ik kreeg dan wel goedkeuring, maar tegelijkertijd leek het er ook op dat dit niet vanzelfsprekend was. In elk geval niet voor mij. Blijkbaar moest ik me als bruine vrouw bewijzen, zonder dat ik het zelf wist. Witte mensen die ik als gelijken zag, velden een oordeel over mij op basis van mijn kleur. Het kwartje viel de goede kant op, maar moest ik daar dan blij mee zijn?
Micro-agressie en inclusief communiceren over kleur en achtergrond
Inmiddels heb ik geleerd dat dit een typisch voorbeeld van micro-agressie is. Een ogenschijnlijk onschuldige opmerking of vraag, die eigenlijk helemaal niet onschuldig is. Want de onderliggende boodschap is dat je anders bent. In het Bounty-voorbeeld was de intentie goed, het kwam altijd uit een goed hart. Mede daardoor kon ik mijn ongemakkelijke gevoel niet plaatsen.
Als je deze blog leest, acht ik de kans groot dat je intenties rondom inclusief communiceren ook goed zijn. Toch is het begrijpelijk dat je niet altijd weet wat de spelregels zijn, dat geldt ook voor mij. Daarom neem ik je mee in mijn verkennende zoektocht naar de do’s en don’ts op het gebied van inclusief communiceren over kleur en achtergrond.
Micro-agressie in het kort
Deze term vindt zijn oorsprong in de Verenigde Staten. Harvard professor en psychiater Dr. Chester M. Pierce deed in 1970 onderzoek naar racisme. Tijdens zijn onderzoek kwam hij regelmatig een specifieke vorm van discriminatie tegen. Deze vorm omschreef hij als “subtiele, verbijsterende, vaak automatische uitingen die zwarte mensen ‘naar beneden halen.'” Hij noemde dit micro-agressie. In het kort zijn dit alledaagse uitspraken of handelingen die op subtiele wijze mensen beledigen op basis van (een deel van) hun uiterlijk of identiteit. Het heeft dus niet alleen betrekking op zwarte mensen, of op gekleurde mensen. Het heeft alles te maken met vooroordelen en (te) weinig weten over de ander. Het kan iedereen overkomen.
Ter illustratie een paar veelvoorkomende voorbeelden: ‘Wat spreek je goed Nederlands’, ‘Jij bent een van de goeien’, ‘Waar kom je echt vandaan?’. (Als alternatief voor het laatste voorbeeld: ‘wat is jouw verhaal?’.)
Do’s & don’ts inclusief communiceren over kleur en achtergrond
Het is belangrijk om bewust te zijn dat onze taal veel woorden bevat die racistisch zijn of stammen uit een kolonialistisch en slavernijverleden. Om inclusief te communiceren is het uitgangspunt iedereen gelijkwaardig te behandelen en woorden met een negatieve connotatie te vervangen door een passender alternatief. We zijn allemaal verschillend, maar wel gelijkwaardig aan elkaar. Als we de juiste woorden kiezen, kunnen we dit uitdragen.
Inclusieve woordenlijst
Tijdens mijn zoektocht naar inclusief communiceren over kleur en achtergrond kwam ik veel inclusieve woorden en termen tegen. Sommige gebruikte ik al, andere waren nieuw voor mij. Ik heb een bescheiden selectie gemaakt van woorden en aanbevelingen waarvan ik denk dat ze vaak gebruikt kunnen worden.
- Nederlander: voor iedereen die Nederlands staatsburger is. Als het functioneel en gewenst is om een andere achtergrond ook te benoemen dan kan dat door een bijvoeglijk naamwoord te gebruiken. Wees hierbij zo precies mogelijk. Een Japanse Nederlander is bijvoorbeeld iemand die in Nederland woont, de Nederlandse nationaliteit heeft maar ook een Japanse achtergrond. Is het niet mogelijk om dit precies te benoemen, kies dan voor ‘vrouw/man/mens met een migratieachtergrond’.
- Wit: in 2018 koos de NOS ervoor om voortaan het woord ‘wit’ te gebruiken. De reden was simpel. Blank roept associaties op met rein en schoon, en zwart is dat dan blijkbaar niet. Blank heeft daarmee, in tegenstelling tot zwart, een positieve connotatie. Blank werd lange tijd als neutraal en standaard gezien. Daarmee is het uitgangspunt meteen ongelijkwaardig in het nadeel van zwart.
- Vrouw/man/mens van kleur en zwarte vrouw/man/mens: dit is een inclusieve en respectvolle manier om over kleur te praten. De mens staat bij deze woordkeuze voorop.
- Een persoon met een migratieachtergrond: iemands achtergrond vormt slechts een deel van hun identiteit en dat wordt op deze manier duidelijk. Het plaatst de mens voorop. Deze term kan bijvoorbeeld gebruikt worden waar in het verleden gekozen werd voor allochtoon of migrant. Deze term kan aan meer mensen toegeschreven worden dan weleens wordt gedacht. Het is van toepassing op iedereen die niet in Nederland geboren is en op iedereen waarvan één of beide ouders niet in Nederland geboren zijn.
- Etniciteit: dit is in principe een neutraal woord. Toch wordt het bijna alleen maar gebruikt om te verwijzen naar iemand of iets afwijkend van de norm. Over een etnische Belg lees je nooit. Juist daarom oppert OneWorld op hun website om vaker te schrijven over ‘etnische Nederlanders’ als vervanging voor bijvoorbeeld autochtone Nederlanders, en als poging om iedereen gelijk te trekken. De verwijzing naar etniciteit van een persoon of groep zou bovendien alleen benoemd moeten worden wanneer dit relevant is. Hierbij is het van belang om te kiezen voor de meest inclusieve woorden. Het woord ‘ras’ wordt afgeraden. Om de simpele reden dat er maar één ras is, namelijk het menselijke ras.
- Iemand die asiel zoekt of iemand met een vluchtelingenachtergrond: ‘asielzoekers’, ‘vluchtelingen’ en ‘statushouders’ zijn woorden die veel gebruikt worden. Maar ze hebben niet per se de voorkeur. Ook hier geldt dat het beter is om de mens voorop te zetten. Iemand die asiel zoekt heeft het eigen land verlaten, zoekt bescherming in een ander land maar is nog niet erkend als ‘vluchteling’. Als iemand een verblijfstatus heeft worden afwisselend de termen ‘vluchteling’, ‘statushouder’ of ‘vergunninghouder’ gebruikt. De laatste twee woorden zijn overduidelijk beleidstermen waardoor er geen menselijkheid vanuit gaat.
- Namen van de continenten of landen: vaak wordt er gesproken over het ‘Westen’. Verwant hieraan zijn ‘de Westerse wereld’, ‘westers’ en de tegenstelling ‘niet-westers’. Deze woorden komen voort uit een eeuwenoud ‘eurocentrisch perspectief’ waarbij Europa als het centrum van de macht werd gezien. Daarnaast is ‘niet-westers´ een ontkenning van de ‘westerse’ norm. Volgens deze terminologie heeft iedereen die ‘niet-westers’ is geen eigen noemer of identiteit. Daarom is het passender om de namen van continenten, regio’s of landen te gebruiken.
- Gehoor of erkenning geven aan: ‘een stem’ of ‘gezicht’ geven aan mensen uit gemarginaliseerde groepen, zoals vrouwen die onderdrukt worden of mensen die asiel zoeken, wordt vaak gebruikt. De mensen waarover gesproken wordt hebben haast altijd al een stem en een gezicht, dus het is niet nodig om dit aan hen te geven. Er klinkt bovendien een machtsverhouding in door waarbij de stem-gever zo nobel is om de ander te helpen. ‘Gehoor’ of ‘erkenning’ geven aan zijn een neutralere en meer gelijkwaardige vervanging.
Gebruik bijvoeglijke naamwoorden alleen indien nodig
Gebruik alleen bijvoeglijke naamwoorden als het relevant is voor het verhaal. Bijvoorbeeld: de zwarte surfer won het toernooi. Gebruik woorden voor wat iemand is: door te redeneren vanuit wat iemand niet is of een ontkenning te gebruiken, worden stereotypen en de norm juist bevestigd. Zoals niet-westers en niet-wit. Benoem liever wat iemand wel is.
Vertrekpunt voor nader onderzoek
Deze blog is slechts een verkennende zoektocht naar inclusief communiceren over kleur en achtergrond. Het is dan ook niet volledig en zeker niet af. Het kan wel een uitgangspunt vormen om op verder onderzoek te gaan. Door nieuwsgierig te zijn naar welke vooroordelen jouw zicht vertroebelen, wat je blinde vlek is, welke privileges je hebt, welke privileges anderen niet hebben en wat dat voor jou en hen betekent. Duik de geschiedenis in, in het kader van #EducateYourself. Ga het gesprek aan, in je eigen bubbel maar vooral ook daarbuiten. Luister, stel vragen en sta open voor feedback. Durf fouten te maken en leer ervan. Taal verandert continue, de samenleving eveneens, dus we zijn nooit klaar.
Tip om inclusiever te schrijven: de flip-it techniek
Bij deze techniek ben je ervan bewust dat je een blinde vlek hebt. Een mens denkt immers vanuit eigen normen en waarden. Referentiekaders en vooroordelen spelen daar een grote rol bij. Hier ben je niet altijd even bewust van: de blinde vlek dus. De flip-it techniek is heel simpel maar minstens zo effectief.
Sharita Boon, commercieel directeur DPG Recruitment, licht op mtsprout.nl toe hoe deze eenvoudige methode toegepast kan worden: ‘Als je met iemand hebt gesproken en je hebt er een bepaald (negatief, red.) gevoel bij, probeer het dan te ontdoen van vooroordelen. Hoe? Stel je voor dat een man dat antwoord had gegeven, of een wit iemand, had je er dan hetzelfde gevoel aan over gehouden als bij een vrouw van kleur?’