Inclusief schrijven, hoe doe je dat? Inclusie is als een kluis die iedere keer een andere cijfercombinatie heeft. Er is geen pasklaar antwoord op deze vraag. Toch kom je heel ver als je bepaalde stappen neemt. Bijvoorbeeld als je alternatieven gebruikt voor niet-inclusieve woorden die vaak zó zijn ingeburgerd dat je ze vrijwel onbewust inzet. In deze blog neem ik je mee in hoe je bewust inclusieve keuzes maakt bij het schrijven van teksten.
Het vertrekpunt voor inclusief schrijven is een bepaalde mindset die gestoeld is op specifieke uitgangspunten. Lees ze in de blog die ik eerder publiceerde en laat je inspireren.
1e stap naar inclusief schrijven: hiërarchisch perspectief overboord
“Verdeel en heers”, dat principe zien we ook terug in onze taal. “Minderheid”, “een stem geven” of “iemand empoweren”: in veel woorden klinkt het ongelijkwaardige positief door. Degene die iemand empowert, plaatst zichzelf bijvoorbeeld boven een ander persoon. Vandaar dat wij het liever hebben over “een podium geven aan.”
Bij inclusief schrijven heb je het niet over zwakkeren (in de samenleving)
Daarop voortbordurend: we gebruiken niet het woord ‘zwakkeren’, want dat bevat een oordeel. En überhaupt: wie bepaalt wie zwak is en wie sterker? Prettiger is om te schrijven over “mensen die minder kansen krijgen in de samenleving”, “mensen die het minder breed hebben” of “mensen met een aandoening”. Het gaat er niet om dat iemand zwak is; meestal is het de samenleving die geen rekening houdt met de specifieke persoon.
Het beste alternatief vind ik zelf: “mensen die minder kansen/privileges hebben dan anderen.”
Kwaliteiten voorop, geen onnodige bijvoeglijke naamwoorden
Weet je dat iemands achtergrond, beperking of gender-expressie vaak he-le-maal niet relevant is. Het draait om wie iemand is. Om het werk dat diegene neerzet, de kwaliteiten en inzet. Niet de identiteit. Om die reden communiceren we bij Webmastery liever over de kracht van mensen. Dat brengt ook met zich mee dat we onnodige bijvoeglijke naamwoorden zoveel mogelijk vermijden. Door deze eigenschappen te benoemen zet je ze weg als afwijkend van de norm. We schrijven toch ook niet “witte tennisser”, “mannelijke CEO” of “heteroseksuele zanger”.
We gebruiken een aandoening, gender-expressie, geaardheid en huidskleur niet als zelfstandig naamwoord
Een inclusieve taal kent geen “zwarten”, “transgenders”, “blinden”, “doven” of “gehandicapten” en vermijdt zoveel stigmatiserend woorden als “homo’s”. Inclusieve taal kent alleen mensen met een witte of zwarte huidskleur. Transgender mensen of mensen met een transgender gender-expressie. En mensen met een visuele, auditieve of fysieke aandoening. Ook zeggen we niet “iemand is een autist”, maar gebruiken we consequent “heeft”. Want je bent niet je aandoening.
Tip: Is iemands aandoening, geaardheid, gender-identiteit of afkomst wél relevant? Dan is het benoemen oké, maar blijf het niet onnodig herhalen.
We verwijzen niet naar iemand als een uitzondering
Niemand wil buiten de boot vallen. Inclusief schrijven is daarom ervoor zorgen dat niemand dit gevoel krijgt. Doe daarom nooit alsof iemand met een aandoening, een bruine huidskleur of biseksuele geaardheid uitzondering op de regel is. Dus verban zinsneden als “Ondanks deze aandoening/geaardheid/afkomst/huidskleur”. Mensen komen niet vér omdat ze bepaalde identiteitskenmerken overwinnen, maar omdat ze bepaalde kwaliteiten hebben. En ze willen dat anderen dat zien en erkennen.
We gebruiken de mannelijke vorm
Een stap waar ik zelf soms ook nog wel eens moeite mee had, want wat is het heerlijk om als vrouw de ‘e’ achter ieder woord te zitten. Toch is het niet inclusief. Bij woorden als “kunstenaar”, “journalist” of “wetenschapper” denken we eerder aan een man dan aan een vrouw. En daar willen we vanaf. Bovendien bestaat er geen non-binaire variant. Om die reden kies ik er sinds een tijd voor om altijd de mannelijke vorm te gebruiken als ik over mezelf schrijf. Dan krijgt het vanzelf een neutrale lading. Als er wel een non-binaire variant is, dan heeft die de voorkeur. Gebruik bijvoorbeeld brandweerkracht in plaats van brandweervrouw.

Tip: Hij of zij? We weten niet altijd zeker hoe iemand aangesproken wil worden. Je doet er daarom goed aan om voornaamwoorden te vermijden of genderneutrale voornaamwoorden als zij/hun, die/diens te gebruikt. Tenzij je natuurlijk voor een heel specifieke doelgroep schrijft waarvan je 100% zeker weet dat die voor 99% uit jonge vrouwen bestaat.
Een aantal andere stelregels:
- Schrijf niet over “blank”, maar “wit”. Blank zijn is verweven met ons koloniaal verleden; eeuwenlang stond het voor puur en rein. In de Gouden Eeuw gaf men zo het verschil aan tussen superieure en inferieure mensen.
- Schrijf niet over “allochtonen” of “kleurlingen”. Vraag je allereerst af of het nodig is om iemands huidskleur of afkomst te benoemen. Ja? Dan zijn er veel neutrale alternatieven: “mensen van kleur”, “zwarte mensen” of “mensen met een migratieachtergrond.”
- Om niemand buiten te sluiten kiezen we voor een neutrale aanhef. Zo koos de NS een tijd geleden om “Beste reizigers” te gebruiken. Hetzelfde kun je doen bij vacatures. Gezien het bestaan van non-binariteit is “gezocht: m/v” niet zo inclusief.
- Als het aankomt op onderwijs en leeftijd behandelen we alle genders en opleidingsrichtingen zo gelijk mogelijk. Zo schrijven we niet over mbo-scholieren, maar over studenten.
- De termen “hoger opgeleid” en “laagopgeleid” raden we af. Daar kleeft een waardeoordeel aan, terwijl ieder werkend mens even belangrijk is voor onze economie. Of het nu een accountant of een stratenmaker is. Beter is: “theoretisch opgeleid” en “praktisch opgeleid”.